In de kamer waar ik dit schrijf is het stil, in de kamer waar u dit leest misschien ook. Ik kan niet schrijven wanneer iemand het woord tot me richt, en u kunt waarschijnlijk niet lezen. Dan wordt u kribbig, u zegt: Nu even niet, lieverd. Ik probeer dit stuk te lezen.
Dat het bij mij stil was toen ik dit schreef en bij jou nu ook – ik tutoyeer maar, het gaat tenslotte over iets intiems – maakt het nog niet tot onze stilte. Terwijl jij dit leest, zet ik misschien de radio aan en zing mee met de top 2000.
De zin die ik lees, kan de schrijver heel dichtbij brengen en ik op mijn beurt probeer mijn lezer naar me toe te schrijven. Aanraking, blik, en woorden – geschreven, gesproken, gezongen – willen hetzelfde: de ander bereiken. Maar zonder stilte is er geen intimiteit. De stilte is lankmoedig, zij praalt niet, zij zoekt zichzelf niet. Hadden we de stilte niet, dan waren we nergens. In stilte zijn we het dichtst bij elkaar – juist dan.
Dit essay van Vonne van der Meer over stilte werd 21 december 2019 gepubliceerd in Letter & Geest. Lees hier verder.